“Wil
je blijven wonen waar je nu woont?” stond er op het theelabeltje. Ja, zei ik.
Nee, dacht ik er later achteraan. Ja, mijn huis is prima. En natuurlijk, er
zijn altijd verbeterpunten. Zaken die ik wil verbeteren of mooier wil maken.
Vernieuwen, of juist in de oude staat terugbrengen. Maar dit huis is prima,
hier kan ik nog wel jaren blijven wonen zoals het nu lijkt.
En mijn ‘nee’ dan? Is er dan een addertje onder het gras? Zijn er verborgen gebreken? Nee is het tegenovergestelde van ja, dus wat speelt hier?
In wat
voor huis je ook woont, met wie dan ook (of: zonder wie dan ook), waar dat huis
ook staat: ik hoop dat het je thuis is. Dat je er graag bent. Dat het je
uitvalsbasis is. Je veilige plek. Waar je graag naar terugkeert. Terugkeert na
een dag werken, sporten, ontspannen of winkelen, of wat je dan ook maar
buitenshuis gedaan hebt. Dat je de deur open doet en denkt: dit is mijn thuis.
Wij hebben hier geen blijvende
stad1.
Deze tekst uit de Bijbel noemde mijn opa vaak. Hij is al jaren geleden overleden,
maar ik moest er aan denken toen ik de vraag op het theelabeltje las. Hier, dat
is: op deze aarde. Geen blijvende stad? Is dat niet pessimistisch? Mag je huis dan je thuis niet zijn? En hoef je dan niets met je huis, met je
omgeving? Want het blijft immers toch niet in stand?
Maar wij zoeken de toekomstige.
Dit zinnetje
kom achter de eerdere zin aan. Wij hebben
hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomstige. Ja, zoek ik het echt,
die toekomstige stad? Zoek ik naar een ander huis, waar alles beter is? Zoek ik
naar Gods nieuwe wereld? Want daar gaat het volgens mij over: het koninkrijk
van God. Waar vrede is en alles goed is. Er geen tranen, geen pijn, geen rouw
meer zijn. Waar we voor altijd gelukkig zijn. Zó gelukkig dat wij ons er nu nog
geen voorstelling van kunnen maken. Wij kunnen vaak zo bezig zijn met ons leven
hier op aarde. Met ons huis, wat we eten en drinken zullen, met wat we
bezitten. Maar er komt een ander leven. Een leven dat niet draait om ons huis,
ons eten en drinken, ons bezit, of om wat dan ook maar voor aardse zaken. Dat
andere leven is er al. Die toekomstige stad is er ook al. Dat klinkt
tegenstrijdig. Het is misschien wel net als met de lente: je ziet de
bloembollen alweer bovenkomen als teken van de lente en toch kan het nog winter
zijn, met sneeuw en vorst. Je weet: de lente is er al voor een deel én de lente
komt eraan. Het wordt nog meer, groter, mooier. Zo is het ook met die stad, die
prachtige stad. Het is er al voor een deel én het komt eraan. Wat doe ik om die
stad te zoeken? Wat doe ik om mijzelf en anderen eraan te herinneren dat die
stad komt?
Als er
ergens een nieuw huis gebouwd wordt, trekt dat vaak de aandacht. Mensen lopen
er eens extra langs en kijken hoever het al is. Als het goed is kun je vaak van
week tot week vorderingen zien. Zeker aan de buitenkant.
Doe
ik, doen wij dat ook met Gods nieuwe wereld? Even kijken hoever het is? En blijf
ik dan op afstand staan? Of bouw ik zelf ook mee? En u en jij? Zijn wij bereid mee
te bouwen? Te investeren? Met tijd, met aandacht, met talenten, met
mogelijkheden, met woorden, met daden, met geld wellicht? Je doet het nooit
alleen. God is de grote Architect en Bouwer. Je loon zal groot zijn.
Wil je
blijven wonen waar je nu woont? Of zoek je met mij mee naar de toekomstige
stad?
1 Hebreeën 13 vers 14
Bedankt. Verrassend.
BeantwoordenVerwijderenMijn huis is dan wel een flat en is super en niet pet.Want het heeeft en verteld mj elke dag verhalen die ik samen met mijn man toen had meegemaakt. En ook dingen die mijn hart dan weer zo raakt. Hij is nu in gods huis en voelt zich ook daar thuis. En ik... wacht totdat mij tijd is gekomen dat ik ook daar mag wonen. Ik zoek niet naar het toekomstige want mijn toekomst is nog hier. In het huis wat spreekt tot mij met een traan maar ook met veel plezier. Een huis wat welicht eenzaam lijkt, maar een huis wat mijn herinneringen steeds weer verrijkt.
BeantwoordenVerwijderen© Tine de Jong
Wens jou ook gezellige dagen toe voor elke dag.