Voor kleine kinderen zijn tijdstippen en dagen lastig. Wanneer gaan we buiten spelen? Wanneer is volgende week, wanneer ben ik jarig? Voor een verjaardag maak je misschien wel een aftelkalender. Of je vertelt hoeveel nachtjes slapen het nog is. Weer een nacht voorbij, het is nu nog maar zoveel nachtjes tot……. verjaardag / feestje / school / sport. Als het iets leuks is, kan de tijd niet snel genoeg gaan. Dat geldt voor kinderen en net zo goed voor volwassenen. “Ik kan niet wachten” klinkt het dan. Maar als het iets naars is, kan het heel lang duren. Als je wacht op een spannende uitslag, als je wacht tot je eindelijk bij die vervelende baas weg kunt, als je wacht tot je kunt verhuizen uit je huis waar je je onveilig voelt. Dagen voelen als weken. Je zoekt afleiding. Je telt misschien ook wel af, net als een kind aftelt naar zijn verjaardag. Het kan helpen als je een datum weet: dan en dan gaat het gebeuren. Maar aan beter worden na je ziekte hangt helemaal geen concrete datum. Wanneer je gevoel van onveiligheid helemaal weg is, is moeilijk te zeggen. Dat kan je moedeloos en verdrietig maken: gaat het ooit beter worden? Hoe houd ik dit vol? En hoe lang houd ik dit vol?