Ik
kijk naar buiten. Er komt een koolmees de tuin in, die water uit de schaal
drinkt die er speciaal voor de vogels staat. Hé wat leuk, hij vindt die schaal,
hij vindt dat water. Al na een paar slokjes stopt hij met drinken. ‘Was het
water niet lekker?’ schiet er door mij heen. Ik moet het dan direct maar even
verversen. Eerst schoenen aan, want ik loop nog op mijn huissokken. Water mee.
Schoon water in de schaal. ‘Kijk vogels, asjeblieft, schoon water voor jullie’
zeg ik zachtjes. Ze verstaan mij niet, maar ik hoop dat ze terugkomen.
En ik
bedenk dat de Here God gelukkig veel beter voor ons zorgt dan ik voor de
vogels. Pas toen de koolmees had gedronken, kwam ik in actie. En ik moest eerst
nog voorbereidingen treffen voordat ik het water kon verversen. Hoe anders gaat
dat bij de Here. Nog voor wij dorst hebben, nog voor we de behoefte hebben aan
water, heeft de Here God het water al klaargezet. Voor wij op zoek gaan, biedt
Hij het al aan. Heeft Hij ons al gezien en is Hij bewogen met ons. Het water
dat Hij geeft is altijd vers, altijd op voorraad, je wordt er niet ziek van.
Beter nog: het is Levend water. Als je dit hebt gedronken, heb je niets anders meer
nodig.
Horen
wij Zijn stem, Die ons uitnodigt om te komen drinken? Durven we zeggen tegen
Hem en tegen elkaar dat onze eigen bron droog staat? En we dus niet zonder Hem
kunnen? Geloven we Hem, dat Hij het levende water geeft? Dat het niet alleen
voor anderen is, maar ook voor u, voor jou? Durf jij Hem vertrouwen? Wil jij
drinken?
En ik
bid, dorstig als ik ben: Heer, help mij te blijven drinken uit Uw bron. Dat is
de plek waar ik U tegenkom. Dan blijf ik in leven. En maak van mij een bron die
Uw water doorgeeft. Dat ook anderen U tegenkomen en leven. Voor altijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wil je reageren? Leuk! Laat hier een reactie achter of stuur een email naar: doordeogenvanjeanet@gmail.com